STC-fusies
STC
"Op initiatief van de overheid is in 1983 de zogenoemde STC-operatie (Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie) gestart. Daarbij was de gewenste minimum omvang van een hogeschool 600 studenten (voor pabo’s 200)! Door die operatie zijn velen zich toen pas bewust geworden van het hbo. Immers alleen al in Amsterdam waren er meer dan twintig verschillende, kleine hbo-instellingen die toentertijd tot ongeveer vijf veel grotere hogescholen zijn gefuseerd" (overgenomen uit artikel Ad van Besten: Geschiedenis Hogescholen)
Als gevolg van de STC operatie in Groningen ontstonden de twee grotere hogescholen die later in 1993 fuseerden tot de huidige Hanzehogeschool. De ene kreeg als naam Hanzehogeschool en de andere kreeg als naam Rijkshogeschool Groningen.
STC Hanzehogeschool
De hbo-opleidingen die tot de Hanzehogeschool fuseerden waren de Hes-G (de heao-voltijd), de avond-heao AJG en de opleidingen uit de school Prinses Juliana (THW: Toegepaste Huishoud Wetenschappen en VD: Voeding en Dietetiek). In de volgende tekst is weergegeven hoe de organisatie na de fusie werd weergegeven. Bij de taaktoedeling staan namen genoemd. Engel Antonides, Wim de Haan en Bert den Ouden hadden "Juliana-bloed", de overige (Jann Klooster, Willy Vrijlandt, Frans Bertens, Gerhard Koel, Konemeijer en Jaap van Lunenburg) kwamen uit de economische sector.
Organisatiemodel Hanze Hogeschool Groningen
Uitgangspunten:
1. In de komende jaren moet de nieuwe hogeschool geleidelijk z'n vorm krijgen. Omdat veel anders wordt - wetgeving, rechtspositie, bekostiging - is de inzet van alle negen direktieleden nodig. (Dit impliceert niet dat ook in de verdere toekomst een 9-persoons Leiding nodig blijft). 2. Het centraal direktieoverleg (college van bestuur en directeuren) vormt een onmisbaar beleidsvoorbereidend en beleidsbepalend orgaan. 3. Gekozen wordt voor een functionele matrixorganisatie. Daarin functioneren 4 directeuren in de onderwijsorganisatie in engere zin en 2 directeuren als "hoofden van dienst". De verschillende directiefuncties zijn gelijkwaardig.
Onderwijsinstituten:
1. Toegepaste huishoudwetenschappen 2. Diëtetiek Deze beide instituten worden samen geleid door een directeur. 3. Economisch deeltijdonderwijs Dit instituut wordt geleid door een directeur. 4. Economisch voltijdonderwijs Dit instituut wordt geleid door twee directeuren. De bestaande dislokatie zal remmend werken op de integratie van de instituten, desondanks zal deze integratie worden nagestreefd. Daarbij ligt er een taak, zowel voor de leden van het college van bestuur als voor de beide directeuren die de inslag in de matrix-organisatie leiden, maar ook van de directeuren van de instituten mag worden verwacht dat zij in goed overleg de samenwerking en integratie bevorderen. De organisatorische werkwijze in de vier instituten zal als consequentie van de matrix-organisatie in essentie gelijk en herkenbaar moeten zijn. Dit betekent niet dat er sprake zal zijn van volledige uniformiteit.
Het model
Toelichting op het model:
1. Rechtstreeks onder het College van bestuur ressorteren de centrale diensten, zoals: Secretariaat Personeelsadministratie Financiële administratie Bureau inschrijving Huishoudelijk personeel Repro Conciërges Kantine De vier Laatstgenoemden vormen de civiele diensten, zo mogelijk met een eigen hoofd. 2. De gebouwensituatie perkt de organisatorische mogelijkheden in. Genoemd worden hier: - THH en DT behouden vooralsnog hun eigen organisatie m.b.t. stages, examens/tentamens en planning. - De directeur THH/DT verzorgt het dagelijks toezicht op de aan de Hoendiepskade werkende Leden van het oop én aop.
Taaktoedeling
Drs. J. Klooster Voorzitter college van bestuur; algemene zaken, onderwijs Drs. B.J. den Ouden Lid college van bestuur; personeel, huisvesting, civiele diensten Drs. W.S.Vrijlandt Lid college van bestuur; financiële en economische zaken, public relations Dr. E. Antonides Directeur, belast met de dagelijkse Leiding toegepaste huishoudwetenschappen en diëtetiek F.L. Bertens Directeur, belast met de dagelijkse leiding het economisch deeltijdonderwijs W. de Haan Directeur, belast met de leiding en coördina van alle activiteiten op het gebied van onderwijs- research- en ontwikkeling, examen- en tentamen- bureau, bibliotheken en onderwijsplanning Ir. J.G. Koel Directeur, belast met de leiding van het reken- centrum, post-hbo, transferzaken en stages en bij verdere uitbouw van de organisatie ook: leiding technische dient(en) Drs. M.J. Kronemeijer Directeur economisch voltijdonderwijs in het bijzonder belast met opdrachten, óók ten behoeve van het CVB. Drs. J.A.M. v. Lunenburg Directeur, belast met de dagelijkse Leiding het economisch voltijdonderwijs. Directieleden kunnen met staftaken worden belast. Op het terrein van de automatisering is voorlopig de volgende taakverdeling vastgesteld: Dr. E. Antonides : ontwikkeling computer-ondersteund onderwijs F.L. Bertens : advisering m.b.t. automatisering van interne administratieve organisatie Ir. J.G. Koel : advisering m.b.t. verdere automatisering van het onderwijs.
De studierichtingen (afdelingen)
De bestaande en nog te vormen studierichtingen worden geleid door coördinatoren. (Vooralsnog worden de volgende studierichtingen onderscheiden: - THW - VK, MG - THW - Dt - Be, Bi, Bsk, Ce 1), Ej en P (economisch voltijd onderwijs) - Be, Bi, Ce en Ej (economisch deeltijd onderwijs). 1) (en z.s.m. El). De coördinatoren verzorgen onderwijs in hun afdeling; afhankelijk van de grootte van hun afdeling worden zij vrijgesteld van de onderwijstaak. Coördinatoren zijn bij voorkeur full-timers. Verwacht mag worden dat de coördinatoren worden benoemd na een interne sollicitatieprocedure. Twee (of meer) studierichtingen kunnen dezelfde coördinator hebben. Een coördinator kan (in het voltijd onderwijs) worden bijgestaan door de stagedocent dan wel (in de propedeuse economisch voltijdonderwijs) door de studieadviseurs.
Overige opmerkingen:
1. Voorkomen moet worden dat de aan de Hoendiepskade gevestigde opleidingen zich in ballingschap wanen. Het "bureau onderwijs" wordt daarom aldaar ondergebracht. 2. Het college van bestuur ontwerpt voor de directeuren en coördinatoren taakomschrijvingen. 3. De huisvestingssituatie belemmert een adequaat functioneren van de hogeschool. Gestreefd moet worden naar een zo spoedig mogelijke opzet van een adequaat huisvestingsplan. 4. De positie van de Vakgroepen in de organistie zal nader worden uitgewerkt. 5. De positie van het dekanaat zal door het college van bestuur in overleg met de betrokken functionarissen worden geregeld. 6. De plaats en invulling van een bureau communicatie vraagt nader beraad.
het HMO
Op de bijgaande foto een vergadering van het HMO. Het HMO was het overleg tussen de directeuren en de studierichtingsleiders. Aan de hierboven genoemde directeuren zijn inmiddels twee toegevoegd. De ene is de voorzitter, Geert Hielema. De andere Teun van Duinen. Beide zitten aan de achterste tafel. Ook Fetsje Hielkema, de secretaresse zit aan die tafel aan de linkerkant zijn te herkennen: Frans de Weger, Engel Antonides, Jaap van Lunenburg, Jelle van der Meulen, (?...). Aan de rechtertafel zitten Joeki Blom, Wim de Haan, Drikus Kleefsman, Gerhard Koel, Frans Bertens, (?), Frank Hoekman, (?). De man met de kruin op de voorgrond is Rudie van Onzen en ernaast zit Franciena ... Er werd ook veel koffie gedronken.
STC Rijkshogeschool
De volgende tekst is overgenomen uit 'De Rijskogeschool Groningen, een geschiedenis met toekomst, 1991, bladz. 16-17'.
De fusie
In juni 1985 onderschreef een groot aantal Groningse HBO-instellingen de intentieverklaring voor de fusie tot een nieuwe hogeschool, die de naam Rijkshogeschool Groningen zou dragen. Van de oorspronkeli|ke deelnemers in het provinciaal overleg waren nog maar 16 instellingen overgebleven. De Rijks Hogere Landbouwschool was uit de besprekingen gestapt omdat de minister van Landbouw en Visserij het hoger landbouwonderwijs tot een eigen cluster wilde ontwikkelen. De Rijks Agrarische Hogeschool (het Prof. van Hall Instituut) zou in l989, als gevolg van het Herenakkoord, deel uit gaan maken van de Friesche Agrarische Hogeschool. Om diverse redenen was ook de Stichting HEAO een eigen weg gegaan. Samen met de Chr, HBO Prinses Juliana (Diëtetiek en Toegepaste Huishoudwe- tenschappen) vormde deze de Hanzehogeschool Groningen.
De Rijkshogeschool Groningen moest in augustus 1986 van start gaan. Vooral vanuit de gemeente Groningen werd aangedrongen op een spoedige fusie, omdat er bij de rijksoverheid plannen bestonden om het noordelijke HBO in Friesland te concentreren, een suggestie die men al eerder van onderwijsminister Deetman had vernomen. Een dreigende aantasting van het HBO in Groningen kon wellicht voorkomen worden door zo snel mogelijk een brede, op solide structuren gebaseerde hogeschool op poten te zetten. Het fusieproces ging ook in die periode niet zonder horten en stoten, overigens niet verwonderlijk gezien de schaal waarop deze plaatsvond. Een van de problemen was, dat bij enkele opleidingen de schoolbevolking, in tegenstelling tot het bevoegd gezag, tegen de fusie stemde. Dat was onder meer het geval bij de HTS, Academie Minerva en het Stedelijk Conservatorium. Het bevoegd gezag van die scholen was het Groningse gemeentebestuur. De wethouder van onderwijs, R. Zunderdorp, vond dat bij de fusiebesprekingen de medezeggenschapsraden van die scholen alleen adviesrecht hadden, geen instemmingsrecht Hij kwam daarmee in scherp conflict met de kunstacademie, die niet de gemeente, maar de zogenoemde Academieraad als bevoegd gezag erkende. Dat was een bij Gemeenteverordening ingestelde bestuurs- commissie, die bestond uit vertegenwoordigers van de gemeente, de schooldirectie, docenten en Studenten. De Academieraad wilde liever een fusie met het Stedelijk Conservatorium en cle Academie van Bouwkunst tot een 'kunstenhogeschool', zoals dat overal elders in het land gebeurde. Het kunstvakonclerwijs had imrners een andere positie dan de meeste HBO-opleidingen door het ontbreken van benoembaarheidseisen van docenten, de aanwezigheid van een hoger gemiddeld percentage leraren op het aantal studenten en het ontbreken van een aanvullende opleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Dit voorstel werd door de gemeente echter genegeerd, waarop het verzet van Minerva zich voortzette, Tijdens gemeenteraadsverkíezingen, die in die periode werden gehouden, verschenen er overal in de stad posters met de kreet 'Bent u ook tegen Kunst?' en de afbeelding van een roos die een vuist platmept, gevolgd door de tekst 'stem dan PvdA' (de partij van de wethouder van onderwns). Het verzet van Minerva mocht niet baten. Zonder veel plichtplegingen werd zij, en de andere gemeentelijke instellingen, opgenomen in het fusieplan. Als pesterijtje hebben vrijwel alle docenten van Minerva beroep aangetekend tegen hun ontslag, dat formeel nodig was om bij de nieuwe hogeschool in dienst te kunnen treden. Dat gaf enkele dagen extra papierwerk op de gemeentesecretarie.
De sectoren
In het fusiemodel Werd de RHG verdeeld in vijf sectoren, waarbij zoveel mogelijk werd geprobeerd verwante opleidingen te clusteren In het onderstaande overzicht is die sectorindeling weergegeven (met tussen haakjes het aantal studenten).
- Sector Lerarenopleidingen (862)
- ALO (537)
- PABO Groningen (234)
- PABO Winschoten (91)
- Sector Welzi]n en informatie (2318)
- ASCA (1017)
- VO (273)
- Hannie Schaft Academie (633)
- BDI (395)
- Sector Gezondheidszorg (1318)
- AGNN, 332 studenten
- Academie voor Logopedie, 155 studenten
- Academie voor Fysiotherapie, 331 studenten
- Sector Technische, Laboratoriurm en Maritieme Opleidingen (2102)
- HTS (1450)
- NAVSET (350)
- Analistensehool (302)
- Sector Kunstvakopleidingen (1306)
- ABK Academie Minerva (874)
- Stedelijk Conservatorium (327)
- Academie van Bouwkunst (105)
Als overkoepelend gezag werd een College van Bestuur aangesteld, dat zich vooral bezig zou houden met de beheersstructuur van de organisatie. De samenstelling van het eerste College van Bestuur was de taak van een vertrouwenscommissie, die was voortgekomen uit de voorbereidingsgroep voor de fusie. De commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van locale en provinciale overheid en een van de deelnemende opleidingen. presenteerde een voordrachtlijst, waarop de namen stonden van CM Bolle, hoofd afdeling onderwijs en cultuur van de gemeente Groningen, en AJ. Salomé, lid van liet CvB van de Rijksuniversiteit Groningen en voorzitter van de SHLP. Als voorzitter van het nieuwe CVB werd J.J. Lambers-Hacquebard, voormalige staatssecretaris milieubeleid, genoemd. De voordracht wekte bij schoolbesturen en -directies verbazing. ln een brief van 5 juni 1986 aan de vertrouwenscommissie had minister Deetrnan benadrukt dat het CvB bij voorkeur gevormd moest worden uit enkele (adjunct)directeuren van de bestaande instellingen. Deze suggestie legde de commissie naast zich neer en uiteindelijk zou de minister de voordracht overnemen. Gevolg was wel dat er enige onvrede bij de schooldirecties ontstond, een onvrede die zich later nog zou manifesteren. Voor de dagelijkse leidi.ng van de sector werd een sectordirectie in het leven geroepen, die verantwoordelijk was voor de onderwijsinhoudelijke zaken. De sectordirectie bestond uit de hoofden van de verschillende afdelingen, waaruit de sector was opgebouwd. Dat ging overigens niet zonder problemen: het was namelijk nog enige tijd onduidelijk hoe die afdelingen ingericht zouden worden en wie daar aan het hoofd kwam te staan. Vaak werden de directieleden gerecruteerd uit de directies van de 'oude' opleidingen. Pas na ruim een jaar kon de definitieve aanstelling van alle directieleden plaatsvinden. Dat daarbij mensen zich in sommige gevallen gepasseerd voelden of ontevreden waren over de nieuwe organisatiestructuur was onvermijdelijk: een nieuwe organisatie vergt andere beslissingsstructuren dan de kleinere oude onderwijsinstellingen. De sectordirecteuren werden overigens wel per augustus 1986 benoemd: in de hierbovenstaande volgorde van sectoren waren dat H, Doornkamp, C. van lperen, ]. Schook, B. Paul en A. van Hyum. Naast de vormgeving van de bestuursstructuur van de hogeschool moest er ook aandacht geschonken worden aan de democratisering, een belangrijk element in het reilen en zeilen van de nieuwe instelling. In de STC nota was de paragraaf over de medezeggenschap niet echt toegesneden op grote multisectorale instellingen, zodat er oncluidelijkheicl bestond over de vormgeving ervan. ln eerste instantie werd daarom een Voorlopige Centrale Medezeggenschapsraad (VCMR) in het leven geroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de inspraakorganen van de oude opleidingen. ln afwachting van de ontwikkeling van een nieuwe inspraakstructuur fungeerde de VCMR als gesprekspartner voor het Cvß.